En toch ben
ik stoer. Ik zal gelijk uit de doeken doen waarom. We schrijven een mooie
donderdagavond in Den Haag. Ik sta op de hoek bij een stoplicht (verkeerslicht,
zo je wilt) uitgebreid de avond te evalueren met een vriendin. We komen net
terug van een zoefie-zoefie vrouwenavond waar we onszelf weer lekker
met elkaar verbonden hebben. Je had er bij moeten zijn zeg maar.
Ik kijk een
moment naar links en zie een mooie jongen staan. Hij kijkt mij aan, ik kijk hem
aan. Dat gebeurt wel eens. Wat echter niet zo vaak gebeurt, is dat ik
oogcontact blijf houden. In de meeste gevallen van ‘mooie jongen die me
aankijkt’, ben ik ineens heel druk iets in mijn tas aan het zoeken. Of vlucht
ik naar de dichtstbijzijnde steen om onder te gaan liggen. Zo niet deze keer.
Ik kijk ongegeneerd hoe hij zijn fiets van het slot haalt, op zijn stalen ros
stapt en me voorbij rijdt. Ondertussen kijkt hij leuk terug. Heel zachtjes
fietst ie voorbij, de straat in. Ik kijk hem na. Nou ja, staren komt meer in de
buurt.
Zegt mijn
vriendin ineens ‘je moet hem achterna fietsen’. Ja, hoe is het? Wat denk je
zelf? Dat lijkt me een slecht plan. Ik hem achterna fietsen. En dan. ‘Hoi’
zeggen ofzo. Hoe stom is dat. Nee, ik fietst hem niet achterna. En zo is het
binnen drie seconden ineens enorm druk in mijn hoofd. En in mijn lijf, want
mijn hart besluit zich er ook tegenaan te bemoeien en slaat ineens een
tikkeltje sneller dan normaal.
Mijn
vriendin staat op repeat en zegt wederom ‘Je moet hem achterna fietsen’. De
‘what if’s en ja maar’s spoken door mijn hoofd en ik heb zin om mezelf aan te
vliegen (hoe ingewikkeld dat ook moge zijn). Mijn vriendin pakt haar fiets en
zegt: ‘ik ga vast’. Ik mompel dat dit een heel slecht plan is, maar fiets met
haar mee. De mooie jongen achterna.
Terwijl ik
fiets, komen er twee woordjes in me op die het gevecht aangaan met alle andere
stemmetjes in mijn hoofd: fuck it. Ik roep de woordjes iets harder: Fuck It.
FUCK IT. Ik ga wat sneller fietsen en ineens rij ik naast de mooie jongen. Ik
lach en dirigeer hem naar de kant. Voordat er ook maar één negatief stemmetje
de boel over gaat nemen, vraag ik de mooie jongen of hij zin heeft om een keer
wat met me te drinken. Ik stuiter (doe ik dit nu echt???) en wacht gespannen
af. Hij kijkt me lachend en vooral niet begrijpend aan. Ojee, hij spreekt geen
Nederlands. Ik herhaal dapper de vraag in mijn beste Engels en Brad (zo heet
ie) vindt het een leuk idee. Dus ik geef hem mijn kaartje en leuk lachend fietst
ie verder.
Vervolgens
sta ik nog 10 minuten euforisch te doen over deze stoere actie, tot ik me
realiseer dat ik zijn nummer niet heb. Van enorm proactief naar standje afwachten in nauwelijks twee
seconden tijd. En hiermee is het grote loslaten begonnen. Want, if it is meant to be,
it will be. En ondertussen kijk (en flyer) ik gewoon rustig verder. ;)
Oeioeioeioei.....Echt behoorlijk stoer. Een soort Jeanne d'Arc.
BeantwoordenVerwijderenBij dit soort situaties nooit nadenken. Nooit. Gewoon doen.
BeantwoordenVerwijderenDe aanval is de beste verdediging (niet van Cruijff).
Ieder nadeel heb z'n voordeel (wel van Cruijff, maar heeft er niets mee te maken).
Zie daar... ik denk ook niet na. En denk je da'k er over wakker lig?
Leuke comments!
BeantwoordenVerwijderenMaarre, is er inmiddels een tweede chat, met Brad?
Ook erg leuk stukkie ja!!!
BeantwoordenVerwijderen