zondag 8 september 2013

Ga toch fietsen!

En toch ben ik stoer. Ik zal gelijk uit de doeken doen waarom. We schrijven een mooie donderdagavond in Den Haag. Ik sta op de hoek bij een stoplicht (verkeerslicht, zo je wilt) uitgebreid de avond te evalueren met een vriendin. We komen net terug van een zoefie-zoefie vrouwenavond waar we onszelf weer lekker met elkaar verbonden hebben. Je had er bij moeten zijn zeg maar. 

Ik kijk een moment naar links en zie een mooie jongen staan. Hij kijkt mij aan, ik kijk hem aan. Dat gebeurt wel eens. Wat echter niet zo vaak gebeurt, is dat ik oogcontact blijf houden. In de meeste gevallen van ‘mooie jongen die me aankijkt’, ben ik ineens heel druk iets in mijn tas aan het zoeken. Of vlucht ik naar de dichtstbijzijnde steen om onder te gaan liggen. Zo niet deze keer. Ik kijk ongegeneerd hoe hij zijn fiets van het slot haalt, op zijn stalen ros stapt en me voorbij rijdt. Ondertussen kijkt hij leuk terug. Heel zachtjes fietst ie voorbij, de straat in. Ik kijk hem na. Nou ja, staren komt meer in de buurt. 

Zegt mijn vriendin ineens ‘je moet hem achterna fietsen’. Ja, hoe is het? Wat denk je zelf? Dat lijkt me een slecht plan. Ik hem achterna fietsen. En dan. ‘Hoi’ zeggen ofzo. Hoe stom is dat. Nee, ik fietst hem niet achterna. En zo is het binnen drie seconden ineens enorm druk in mijn hoofd. En in mijn lijf, want mijn hart besluit zich er ook tegenaan te bemoeien en slaat ineens een tikkeltje sneller dan normaal. 

Mijn vriendin staat op repeat en zegt wederom ‘Je moet hem achterna fietsen’. De ‘what if’s en ja maar’s spoken door mijn hoofd en ik heb zin om mezelf aan te vliegen (hoe ingewikkeld dat ook moge zijn). Mijn vriendin pakt haar fiets en zegt: ‘ik ga vast’. Ik mompel dat dit een heel slecht plan is, maar fiets met haar mee. De mooie jongen achterna. 

Terwijl ik fiets, komen er twee woordjes in me op die het gevecht aangaan met alle andere stemmetjes in mijn hoofd: fuck it. Ik roep de woordjes iets harder: Fuck It. FUCK IT. Ik ga wat sneller fietsen en ineens rij ik naast de mooie jongen. Ik lach en dirigeer hem naar de kant. Voordat er ook maar één negatief stemmetje de boel over gaat nemen, vraag ik de mooie jongen of hij zin heeft om een keer wat met me te drinken. Ik stuiter (doe ik dit nu echt???) en wacht gespannen af. Hij kijkt me lachend en vooral niet begrijpend aan. Ojee, hij spreekt geen Nederlands. Ik herhaal dapper de vraag in mijn beste Engels en Brad (zo heet ie) vindt het een leuk idee. Dus ik geef hem mijn kaartje en leuk lachend fietst ie verder. 

Vervolgens sta ik nog 10 minuten euforisch te doen over deze stoere actie, tot ik me realiseer dat ik zijn nummer niet heb. Van enorm proactief naar standje afwachten in nauwelijks twee seconden tijd. En hiermee is het grote loslaten begonnen. Want, if it is meant to be, it will be. En ondertussen kijk (en flyer) ik gewoon rustig verder. ;)

4 opmerkingen:

  1. Oeioeioeioei.....Echt behoorlijk stoer. Een soort Jeanne d'Arc.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bij dit soort situaties nooit nadenken. Nooit. Gewoon doen.
    De aanval is de beste verdediging (niet van Cruijff).
    Ieder nadeel heb z'n voordeel (wel van Cruijff, maar heeft er niets mee te maken).
    Zie daar... ik denk ook niet na. En denk je da'k er over wakker lig?

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Leuke comments!
    Maarre, is er inmiddels een tweede chat, met Brad?

    BeantwoordenVerwijderen