dinsdag 26 augustus 2014

Mutsonterend

Mannen met een muts. Ik weet het niet hoor. Ik heb het over mannen met een muts op een hoofd, ongeacht het seizoen. Mannen die een muts opzetten tegen te vrieskou, daar hoor je mij niet over. In de winter, muts tegen de koude oren. Logisch. En een sjaal en wanten. Oké, handschoenen. Mannen met wanten zijn zeldzaam (maar oh zo sexy).

Er zijn dus ook mannen die een muts opzetten in de lente, in de zomer. En die hem ophouden. Ook binnen. Ik noem bekende zangers als Alain Clark en Dinand Woesthoff. De keren dat ik hen zag (op de televisie, want ik kom nooit op plaatsen waar zij zich ook bevinden)…altijd die muts op. Alsof ze iets te verbergen hebben. Roos? Parkeerplaatsen vooraan? Kale plekken achterop? 

Toegegeven, bij sommige mannen staat zo’n muts ontzettend goed. En een muts op je hoofd is gewoon hartstikke hip. En hip, dat ben ik niet, maar ik hou er wel van. Ik was ook wel benieuwd hoe dat nou voelde, zo’n ding op mijn harses, als het eigenlijk niet nodig is. Dus, ik had mezelf een outfit aangemeten, inclusief paarse muts(even opgesnord tussen de winterspullen) en ik was klaar voor het avontuur. Uiteraard wel een bijpassende uitgaansgelegenheid opgezocht, want je kan niet zomaar overal aankomen met een muts op. Maar in het Paard van Troje was dat geen enkel probleem. Sterker nog, ik en mijn muts waren even helemaal part of the scene. Hip dus. 

En in eerste instantie viel het wel mee. Ik hou van de zon en heb het liever te warm dan te koud. Dus, lekker warm. Vooral mijn hoofd. Gedurende de avond werd ik iets minder enthousiast. Er waren nogal veel mensen. Binnen. En het werd nogal warm. Bloedheet zelfs. Zo ook op mijn hoofd. En daar waar het heet wordt, gaat de boel broeien. En als iets gaat broeien, dan gaat het jeuken. En zodra je gaat krabben, dan wordt het erger. Daarnaast was het ook volstrekt onmogelijk om onopvallend via de muts op mijn hoofdhuid terecht te komen. 

En de muts afzetten? En mijn image dan? Nee niks, ervan. Ik hield vol. Tot het einde van de avond. Zodra ik buiten stond, trok ik dat ding van mijn hoofd. Alsof ik in een naakt zwembad dook, zo lekker. Weer een ervaring rijker. En hierbij ook mijn oprechte waardering voor alle hippe mannen met een muts. Hulde ende Bravo!







vrijdag 30 mei 2014

Windstil

Ik kijk naar een aflevering van ‘Sex and the City’. Hoofdpersoon Carrie laat (uiteraard) per ongeluk een scheet in het bijzijn van haar partner, mr Big. Ze zakt door de grond van schaamte en vervolgens denkt ze dat haar minimale windje de oorzaak is van haar relatiecrisis. Hierin volledig geback-upt door haar vriendinnen, want je vent hoort er niet achter te komen dat je ook maar een mens bent. 

Uiteraard, dit is allemaal televisie, dus gespeeld en ietwat overdreven. Maar eigenlijk reageren wij in ‘reallife’ precies hetzelfde. In onze westerse samenleving rust er een taboe op het laten van scheten.  En op boeren. Het laten ervan dan. Boeren zelf worden gedoogd (in Twente). Gapen is overigens ook een issue. Dat doe je immers met ‘je hand voor je mond’.

Ik schets even een situatie. Je staat in de kroeg met wat vrienden, dichtbij een ander groepje vrienden. Gezellig druk zeg maar. Ineens begint het te ruiken. Niet heel erg lekker. Nee, het stinkt. De soort lucht weet iedereen gelijk thuis te brengen: iemand in je nabije omgeving heeft een scheet gelaten! Ik probeer het altijd te negeren. 'Waait wel over', denk ik dan. Helaas heb je altijd van die helden die heel hard ‘Gatver!’ roepen of uiterst overdreven hun neus dichtknijpen. Wellicht is het een afleidingsmanoeuvre en is de grootste schreeuwer de grootste stinkerd. 

Iedereen heeft wel eens meegemaakt dat hij in het bijzijn van anderen een windje aan het inhouden is. Maar hoe we ook ons best doen, scheten zijn niet goed binnen te houden. Qua geluid lukt het vaak nog aardig. Maar qua stank niet. En dat is balen, want de stille winden, zorgen voor de meest intense geur. 

Ik laat ook scheten. Met deze bekentenis kan ik volgens de vrouwen uit ‘Sex and the City’ de ideale partner wel op mijn buik schrijven. Onzin natuurlijk. Ik heb genoeg andere trekjes die een man afschrikken. En daarnaast ruik ik naar bloemetjes. Die net iets te lang in hetzelfde water hebben gestaan…

En toch ben ik benieuwd welke westerse moraalridder heeft bedacht dat het laten van scheten, boeren of het gapen-zonder-hand-voor-je-mond, onbeleefd is. Zouden we niet allemaal een stuk ontspannender door het leven gaan, als iedereen zonder schaamte lekker van zich af windt of boert. Oké, de atmosfeer wordt er wat bedompter door, maar als we allemaal een flinke neus vol opsnuiven, is de lucht zo weer geklaard.




donderdag 15 mei 2014

Vragen? Geen vragen!

We maken ons er allemaal schuldig aan. En we krijgen hem zelf vaak ook om de oren: dé vraag. De nietszeggende vraag die een uitgebreid antwoord verdient, maar deze nooit krijgt. De vraag die we automatisch stellen en waar we automatisch met een sociaal wenselijk ‘goed hoor’ op antwoorden. Want zo hoort het. ‘Hoe is het?’ ‘Goed hoor. Met jou?’ 

Jaren geleden verbaasde ik me er al over in Australië in de supermarkt. Aan de kassa kreeg ik de vraag ‘Hello, how are you going, are you allright?'. Aangezien de caissière de hele zin terugbracht tot één woord, deze binnensmonds en ook nog eens op zijn Engels uitsprak, begreep ik er geen klap van. Na de ‘Excuse me?’ van mijn kant, herhaalde ze (enigszins verbaasd, dat wel) haar vraag. ‘Oh, eeh fine’,  stamelde ik terug. Het bleek dus helemaal niet de bedoeling dat ik op die vraag antwoord ging zitten geven. Er waren immers meer mensen in de rij die hun crumpets en vegemite af wilden rekenen en de winkel ging gewoon om zes uur dicht. De ‘How are you?' of de ‘ How are you going?’-zin, zat vastgeplakt aan de ‘Hello’. Het zat er in gebakken. Ik hoefde dus helemaal niks met de vraag. Alleen glimlachen. Maar vooral geen antwoord geven. 

‘Hoe is het?’ hoor je met name in het voorbijgaan. Je hebt niet eens de tijd antwoord te geven. De vragensteller heeft vaak ook niet eens de tijd een uitgebreid antwoord te ontvangen. Of is daar in ieder geval niet op bedacht en schrikt waarschijnlijk wanneer je uitvoerig de stand van zaken van jouw leven gaat delen. De kinderen moeten immers nog naar pianoles of de aardappelen staan al op.  

Ik stel voor dat we de vragen ‘Hoe is het?’ en ‘Alles goed?’ afschaffen. Gewoon deze vragen niet meer stellen. De stilte die dan volgt geeft je de gelegenheid te bedenken of je van deze persoon wat wilt weten en welke vraag daar dan bij past. 

Zo ben ik gesprekken eens begonnen met de vraag ‘Wat is jouw nieuws van de dag?’. Niet om iemand te overhoren over de laatste uitzending van het journaal, maar gewoon om te horen wat die persoon die dag had meegemaakt. Misschien had hij wel een moeder eend met heel veel babyeendjes gezien. Een appeltaart gebakken. Vastgezeten in de lift. Of, heel charmant, de deur opengehouden voor de persoon achter hem. 

Informeer of iemand nog een wonder heeft gezien vandaag. Of vraag waar die persoon zich mee bezighoudt. Het maakt niet uit, giet het in de vorm die je wilt. Maar neem wel de tijd wanneer je deze nieuwe vraag stelt. De kans op een echt antwoord én goed gesprek is namelijk ineens een stuk groter.



vrijdag 9 mei 2014

Volle mond

Ik ben een schuimbekker: tijdens het tandenpoetsen fabriceer ik een enorme hoeveelheid schuim, wat zich dan verzamelt rondom mijn mond. Vervolgens spoel ik dat met veel water en lawaai weer uitgebreid weg. Voor mij is dit, sinds ik tandenborstel van tandpasta weet te onderscheiden, de normaalste zaak van de wereld. Ik ben er echter achter gekomen dat niet iedereen schuimbekt bij het poetsen. 

Tijdens een vriendinnenweekend, waarin wij ons volledig vol hadden laten lopen met thee (jasmijn, sterrenmunt, zoethout, kamille, rooibos…och, wat een feest), kwam het onderwerp tandenpoetsen ineens aan de orde. De ruige weekenden waarin we wijn dronken en de lekkere kerels ter sprake kwamen, liggen blijkbaar ver achter ons. Afijn….een vriendin zei ‘ik begrijp niet waarom sommige mensen zoveel schuim produceren bij het tanden poetsen.’ Er ontstond een soort van gesprek met de rest, maar ik zweeg en zakte steeds verder weg in de kussens van de bank, vastbesloten tanden te gaan poetsen als niemand het zag.

Blijkbaar is het toch een dingetje. Ik kan me herinneren dat mijn huisgenoot het altijd vreselijk goor vond wanneer ik tandenpoetsend door het studentenhuis banjerde. Maar ik kletste liever nog even met mijn medebewoners dan dat ik drie minuten lang in de schimmelige badkamer moest loeren naar mijn eigen spiegelbeeld. 

Het nadeel van schuimbekkend je tanden poetsen is dat de kans op knoeien best groot is. De klodders landen ook altijd midden op je kleren en dan moet je gelijk aan de slag. Met veel water de boel weg boenen, want tandpasta… ‘dat gaat er nooit meer uit!’. Welke moeder heeft het niet geroepen…

Leergierig als ik ben, heb ik laatst een poging ondernomen om als een dame te poetsen. Ik hield halsstarrig mijn lippen (uiteraard niet mijn tanden) op elkaar en borstelde ondertussen systematisch langs mijn de tanden en kiezen. Echter, ik produceerde nog steeds een enorme hoeveelheid schuim. En waar laat je dat dan? Ja, in mijn mond. Helaas had ik weer net die tandpasta te pakken met een dusdanige chemische samenstelling dat de fluoride aardig mijn bek uit brandde. En aangezien ik redelijk ver van de badkamer was afgedreven, moest ik ook nog een sprint naar de wasbak trekken om me daar al proestend te ontdoen van de hoeveelheid schuim die ik net iets te lang in mijn mond had opgeslagen. Nee, niks voor mij, dat nette tandenpoetsen met een gesloten bekkie. Vanaf nu zeg ik volmondig ja tegen mezelf als schuimbekker.

donderdag 1 mei 2014

Houd de dief

‘Zullen we gaan?’ Mijn vriendin staat ineens voor me. Het is inmiddels 04.00, de kroeg is bijna leeg, de wijn smaakt al een tijdje nergens meer naar, dus ja, een goed moment om te vertrekken. Ik wil mijn tas pakken van de tafel waarop ik hem eerder die avond heb gezet. Toen we nog in de buurt van de tafel dansten. Maar daarna zijn we al drinkend en dansend ietwat afgedreven. Ik kijk naar de tafel in de verte en zie dat mijn tas er niet staat. Ik loop linea recta (voor zover mogelijk met 3 flessen bocht achter de kiezen) naar de tafel en zie vervolgens mijn tas voor oud vuil in een hoekje liggen. Met de rits open. Foute boel, ik weet het gelijk. Ik voel in mijn tas. Telefoon. Check. Portemonnee…. geen check. Help, ik ben beroofd. 


Mijn lever draait overuren, want ik ben gelijk weer nuchter. Alle systemen gaan in werking. Wat te doen? Eerst mijn jas ophalen bij de garderobe. Uiteraard zonder bonnetje, want die zit veilig opgeborgen in mijn portemonnee. Wat zat er eigenlijk nog meer in? Ik denk na en kom op ‘een tientje, een tegoedbon, enkele visitekaartjes en pasjes’. En daar ga je dus. Pasjes. Ofwel gedoe. 


Eerst de bankpas maar blokkeren. Dan moet ik dus iemand bellen. Kan dat nog op dit tijdstip? En wie moet ik eigenlijk bellen? Ik weet zeker dat ik het nummer voor verlies of diefstal van mijn pinpas in mijn mobiel heb gezet. Maar ja, onder welke benaming. Klantenservice? Pasje kwijt? Portemonnee uit tas gestolen? Ik begin onhandig door mijn contacten te scrollen en kom bij Travel ING uit. Ook goed. Nou ja, bijna goed. Na 3 keer doorverbinden is het gelukt. Pas geblokkeerd. Hetzelfde lot ondergaat mijn creditcard. 


Ik baal. Ik baal enorm. Wat een gedoe. Zo ben ik de rest van de week bezig met ‘mijn gestolen portemonnee’. Eerst maar eens aangifte doen. Omdat dat hoort. En dan de overige pasjes blokkeren en opnieuw aanvragen. Mijn OV-chip staat op automatisch opladen en ik wil voorkomen dat meneer (of mevrouw) de dief ineens op tienertoer gaat op mijn kosten. Met het blokkeren van mijn biebpasje heb ik wat minder haast: ik heb niet het idee dat iemand eens even lekker veel boeken op mijn pasje gaat lenen om die vervolgens te laat terug te brengen. 


Die gast die mijn portemonnee heeft, is nu een tientje rijker. En tevens de trotse bezitter van een tegoedbon van de wereldwinkel. Ik zie hem en zijn idealistische inslag al een zelfgebreide sjaal uit Oeganda aanschaffen. Maar ik ben ondertussen veel meer kwijt: nieuwe pasjes aanvragen kost namelijk handen vol met klauwen. Tel maar even mee: bibliotheek € 3,-, bankpas € 7,50, OV-chipkaart € 11,-. En wat denk je dat een nieuw rijbewijsje doet tegenwoordig? € 38,45. Hoppa. Maar, omdat het mijn schuld is dat ik beroofd ben van ‘een staatsdocument’, klatst de gemeente er nog een boete (toeslag zo je wilt) bij van € 37,85. Kortom, zesenzeventig euro en dertig cent voor een nieuw rijvaardigheidsbewijs. Wie is hier nou eigenlijk de dief van welke portemonnee?


donderdag 24 april 2014

Muggenzifter

Het is half 5. Midden in de nacht. Tenminste, voor mij is 04.30 midden in de nacht. Er zijn vast genoeg mensen voor wie nog geen uur later een wekker afgaat in de vorm van een telefoon, radio of kind. Maar voor mij is half 5 midden in de nacht. En dan wens ik te slapen. Maar nee, als ik nu niks doe, zit slapen er niet meer in. Ik bereid me mentaal vast voor op de doodsstrijd die ik straks ga voeren. 

Ik houd me heel stil en spits mijn oren. Zoooeeemmm. Ja hoor, ik beeld me niks in. Ik hoor toch echt een m-u-g. En dat is nou precies het probleem. ‘Ik hoor je wel, maar ik zie je niet’. En toch zit er een mug midden in MIJN slaapkamer. Mijn nachtrust een beetje te verstoren.

Ik start met plan A: ik hou me slapende en zodra ik die irritante zoem weer hoor, knip ik het licht aan en ga doodstil rechtop in bed zitten. In de hoop dat de mug van schrik zich snel plat tegen de witte muur drukt en zich prijsgeeft. Waardoor het vervolgens een fluitje van een cent is het beestje het zwijgen op te leggen. Ach gossie...

Helaas werkt deze tactiek dit keer niet. Ik zit als een stijve plank in bed, me vooral niet te verroeren, maar geen mug te zien. Sneaky little bastard. Dat hangt gewoon relaxed ergens in een hoekje, rustig te wachten tot het licht uitgaat en ik me weer onder mijn dekbed nestel. Zo gauw ik enigszins in de buurt van dromenland ben, hoor ik in de verte het irritante gezoem al weer komen. 

Over op plan B. Die is wat minder uitgedacht. Ik doe het licht weer aan en ga als een dolleman door de kamer in de hoop dat de mug door het idiote gezwaai van mijn armen uit zijn schuilplaats komt. Mocht ik de mug uiteindelijk ontdekken, dan is het nog de kunst om hem al vliegend uit te schakelen. Die utbeesten zijn me namelijk vaak te snel af. 

Waarom worden die beesten zo ieniemienie gemaakt. Als ze de grootte hadden van een kikker en de snelheid van een slak, dan zou het mij niet zoveel moeite kosten ze te ontdekken en te vangen. In de pan hakken zou dan wel wat lastiger zijn, want om een hele kikker met de blote hand tegen de muur dood te drukken…afijn…

Na enkele minuten zwaaien geef ik het op. Ik heb nog een paar uur slaap voor me en die laat ik niet verpesten door zo’n nietszeggend wezen als een mug. GUM. Ik doe mijn oordoppen in. Het dekbed trek ik tot over mijn hoofd. Als zijnde lokkertje, leg ik één arm boven de dekens. Wat mij betreft landt de mug daar en zuigt ie zich de rest van de nacht vol. Dan maar een paar flinke bulten op één plek, dat is tenminste efficiënt krabben de volgende dag. 

Welterusten!